Agapornis Pullarius

pul

Naam
Nederlands: Roodmaskeragapornis
Engels: Red-headed Lovebird
Wetenschappelijk: Agapornis Pullarius Pullarius

Maten en gewichten
Lengte: 14 cm
Vleugellengte: /
Staart: /
Gewicht: /
Ringmaat: 4.0 mm

Leeftijd
10 - 20 jaar

CITES status
CITES II

Ontdekker
De Agapornis Pullarius  werd in 1908 ontdekt door Neumann.

Soortbeschrijving
De Pullaria is ongeveer 15 cm groot. Bij de volwassen man is het voorhoofd, schedeldek, de wangen en de bef oranjerood. Algemene lichaamskleur is groen; borst, buik, flanken en anaalstreek zijn meer geelachtig groen, de mantel groen. Het vleugeldek is groen en geeft een ietwat gehamerde indruk. De vleugelranden zijn bij de mannetjes vanaf de vleugelbocht een mengeling van donker ultramarijnblauwe en enkele hemelsblauwe veertjes. De ondervleugeldekveren zijn zwart. de grote vleugelpennen zijn donkergrijs tot zwart. De stuit is hemelsblauw. Bovenstaartdekveren groen; onderstaartdekveren meer geelachtig groen. De grote staartveren, die bijna geheel door de boven- en onderstaartdekveren worden bedekt, tonen vanaf de basis een rood-geel-en-zwarte dwarstekening; de uiteinden van de staart zijn groen. De snavel is tomaatrood. De oogring wordt gevormd door een smalle band van kleine witte en blauwe veertjes. De ogen zijn donkerbruin. De poten zijn grijs; nagels donkergrijs.

Geslachtsonderscheid
De Agapornis Pullarius is één van de seksueel dimorfismische groep, dat wil zeggen dat je bij deze vogels wel uiterlijk verschil ziet tussen man en pop.
Bij de pop is het voorhoofd, schedeldek, wangen en bef bleek oranjerood. Verder ontbreekt het blauw en het donker ultramarijnblauw in de vleugelranden. Deze vleugelranden zijn groen- geel gekleurd. De ondervleugeldekveren zijn groen.

Verspreiding
Deze prachtige Agapornis leeft in centraal en west centraal Afrika. Ze leven daar in groepen van 20 tot 30 vogels op de savannen met weinig bomen.

Eetgewoontes in de natuur
In het wild voed de Agapornis Pullarius zich hoofdzakelijk met de daar veelvuldig aanwezige graszaden.

Kweek
Op de uitgestrekte vlakten van Afrika bevinden zich ook de broedplaatsen. De Pullaria broedt namelijk niet, zoals de andere Agapornissen in boomholten, maar wel in termietenheuvels.

Deze heuvels zijn door de mieren gemaakt met een mengeling van speeksel, hout en zand. Ze kunnen soms tot wel 6 meter hoog zijn! De pop graaft/knaagt daar een gang in die uitmondt in een nestkamer. Vreemd genoeg laten de termieten, die doorgaans heel agressief zijn tegenover indringers, de Pullaria's met rust. Waarschijnlijk komt dit door het feit dat de Pullaria enkel de niet gebruikte delen van de heuvel inpalmt. Het voordeel van deze termietenheuvels is dat de temperatuur binnenin bijna altijd constant blijft. Dat geeft de pop dan ook de gelegenheid om tijdens de broedperiode soms langere tijd van het nest weg te blijven.

Om de andere dag wordt er dan een ei gelegd. Deze zijn wit van kleur. Het popje legt 3 tot 8 eieren die ze in ongeveer 23 dagen uitbroedt. Het popje broedt de eieren alleen uit. (uitzonderingen daar gelaten) Het mannetje is tijdens het broeden steeds in de nabijheid van het nest te vinden en voert regelmatig het popje op het nest.

Als de jongen uit het ei kruipen zijn ze, in tegenstelling tot andere Agapornis kuikens, naakt. De eerste donsveertjes komen pas na enkele dagen te voorschijn. De jongen worden gevoerd door de ouders en na 6 tot 8 weken vliegen de jongen uit.

In het wild zal de Agapornis Pullarius alleen tot broeden overgaan wanneer de kweekomstandigheden het gunstigst zijn. Namelijk wanneer er voldoende voedsel aanwezig es, bruikbare nestgelegenheden zijn, de temperaturen ideaal zijn en er voldoende daglicht is.

Bijzonderheden
Naast de Agapornis Pullarius Pullarius is er ook nog een ondersoort de Agapornis Pullarius Ugandae. Deze leeft, zoals de naam al zegt, alleen in Oeganda. Het verschil van deze ondersoort zit in de blekere blauwe kleur op de stuit.

Prijsaanduiding
/

Copyright © 2008 - 2009 | Alle inhoud van deze website mag niet zonder toestemming van de beheerder worden gebruikt.